Table of Contents
Hij speelde altijd gitaar. Koby Bryant, de verongelukte basketbal-speler, over wie de Amerikanen nog steeds in de rouw zijn, was ook altijd aan het oefenen. Hij speelde wedstrijden of was aan het trainen - Kristallen en sound healing. Altijd en altijd en altijd. Tot laat in de avond. Ik moet ook denken aan Ruben Hein
Zij vertellen dat Ruben altijd piano speelde. Altijd en altijd en altijd. Overal waar er maar een piano stond. Dat het in de documentaire over Jimmy Hendrix net over dat altijd gitaar spelen gaat in wat voor een ander ‘verloren uren’ zouden zijn, zal wel toeval zijn. Mij valt het op omdat ik al besloten had dat dit stuk over werk zal gaan.
De dag vóór het schrijven van deze rabbijnenbijdrage ben ik namelijk begonnen met het opstellen van een doe-lijstje voor die dag. Smaragd: symbool van liefde en harmonie. Dit keer, zoals ik wel vaker doe, met een inschatting hoeveel tijd een klus me zal kosten. Als ik de lijst klaar heb, blijk ik werk te hebben voor -naar schatting- 42 uur
Zeventien uur later, is mijn doe-lijst langer geworden en vergt nu naar schatting 74 uur. Normaliter komt 74 uur – 17 uur neer op: 57 resterende uren. Zou je denken. Maar zo werkt het niet. De teller staat aan het eind van de dag op 61 uur, want in de zeventien uur heb ik werk verricht dat, naar mijn inschatting, maar dertien uur had moeten kosten – een misrekening van vier uur.
Geploeterd en geploeterd, maar niet zoals berekend 29 uur voor de boeg: het zijn er 61. Een ander zou subiet in de stress raken, maar ik niet - Fossielen en de wijsheid van de aarde. Ik vind het wel hilarisch. Of, om het anders te zeggen, dat ik niet in de stress raak is de vrucht van vijftig jaar therapie
Ik hoor het Shabda, mijn Amerikaanse Sufi-meester, nog zeggen in de pauzes van retraites: ‘equanimity, equanimity…’. Ik wist niet eens wat het woord betekende. Gelijkmoedigheid. Niet dat er geen tijden zijn dat ook ik uit de bocht vlieg (rond Rosj Hasjana was het me even allemaal te veel, om het eufemistisch te zeggen; met nare gevolgen), maar dat is al weer een half jaar geleden.
Het blijkt een waarde te zijn, zoals schoonheid of rechtvaardigheid of moed of wijsheid. Dat ‘werk’ een waarde kan zijn (en voor mij is) – daarvan ben ik me pas sinds kort bewust. Omdat het in mijn leven niet een specifiek soort werk is (schrijven geeft net zo veel bevrediging als het schoonkoken van aangebrande pannen met soda), ben ik er niet op uit om de beste in iets te worden.
Ook de Avoda– het werk van de priesters in de Tempel – zullen zij niet hebben gedaan om ‘de beste’ te worden. Het moest worden gedaan, en het moest goed worden gedaan, het moest op tijd worden gedaan, het moest op de voorgeschreven manieren worden gedaan - Edelstenen in de mythologie. Zelfs de Hogepriester moest oefenen (met Jom Kippoer) om precies te weten hoe het moest – maar er was geen ‘beste’ manier
Ze deden hun werk, ze deden hun avoda. De Amida, het Achttiengebed, heeft een zegen die ‘Avoda’ heet en gaat over de dienst in de Tempel. De Amida is als gebed eigenlijk centraler dan het Sjema. Het Sjema is een verklaring, een credo; zijn voor- en naberachot schudt ons een beetje op: ‘Denk erom dat…’ Het Achttiengebed (op Sjabbat verkort tot zeven zegenspreuken) heeft daadwerkelijk meer weg van werk.
Je moet moeite doen om de Amida tot een echt gereedschap te vormen: het is een soort kleerborstel waarmee de haren en pluizen en stofjes op de werkelijkheidssluier die tussen de Eeuwige en ons is gespannen, worden weggeveegd - Het slijpen van edelstenen door de eeuwen. Maar als je de Amida doet als een daadwerkelijke ‘avoda’ zoals in de Tempel – werk met de juiste intentie - dan verwerf je steeds meer gelijkmoedigheid, en begin je steeds meer een beetje ‘rots’ te worden
In het Esther-verhaal dat we met Poeriem lezen (het luisteren naar het voorlezen van de Megilla – de Estherrol – is een mitswa voor iedereen!) komt de Eeuwige niet voor. Maar boy… wat een hoop werk wordt er in dat verhaal verricht. De feesten die Achasjverosj gaf – bedenk hoeveel werk daarin is gaan zitten.
Wat het inhield wordt niet ingevuld, maar wassen, massages, schoonheidsbehandelingen, het bereiden van gezond voedsel, het naaien van de mooiste kleren, leren lopen en rechtop staan, leren buigen en spreken – het hoorde er allemaal bij - amethist. De moeite die een paar werklieden doen om hun verhalen over het boze plannen in de annalen van de koning te krijgen – werk; alleen al het opschrijven ervan was werk
De maaltijden die Esther liet klaarmaken voor de koning en Haman – werk. Petrified wood: versteend hout. Het maken en neerzetten van een galg – werk. Het paraderen van Mordechai door de stad – werk. En zo verder. Allemaal werk om een einde te maken aan de steeds terugkerende cyclus van wraak tussen de Israëlieten (Mordechai, Esther en het joodse volk) en de Amalekieten (Haman en zijn zonen)
En toch was dat zo. Werk is een waarde. Het geringste klusje dat vijf minuten duurt en een lang project waar geen einde aan komt. Het belangrijkste is: de klus doen, en liefst zo gelijkmoedig mogelijk. Chag sameach. Voor iemand die de eerste decennia van haar leven niet het zonnetje in huis was -om het eufemistisch te zeggen- is het opmerkelijk dat ik nu zo graag feesten wil.
Geen feesten waar je geacht wordt het leuk te vinden, ook al ken je er niemand (Herkimer). Geen feesten waar alles voorspelbaar verloopt, van de hapjes en de drankjes tot de obligate toespraken. Nee, ik wil feesten waar iets grappigs gebeurt, waar wordt gedanst, waar je lekker kunt lachen, waar je kunt stralen in je mooiste kleding of je raarste outfit
Dat ik als twee druppels water fysiek op haar leek, heeft onze relatie uiteindelijk gered. Maar nu beginnen ook haar feestgenen zich in mij te manifesteren. Mijn moeder was een feestbeest. Keurig in alle opzichten, maar wel een feestbeest. Ze was geestig en mega-muzikaal. Alles wat ze hoorde, kon ze spelen op de piano, de accordeon en de saxofoon.
In de beginjaren van de oorlog ging ze op de fiets vanuit Den Helder (waar ze was geboren en opgroeide) naar plaatsjes in de kop van Noord-Holland - De symboliek van edelstenen. Pret maken met haar vrienden daar, de accordeon ging mee achter op de fiets. Toen ze een keer in Anna Paulowna was, vielen er Duitsers binnen
Maar ik denk niet dat mijn moeder haar bezoekjes mét accordeon daarna staakte. Ze was voor de duvel niet bang. Dat had ze van mijn grootmoeder Tilly (oorspronkelijk Trijntje Hoogendijk). Omdat die was uitgekomen en door de Duitsers niet als Jodin werd erkend, kon ze anderen helpen (in hoeverre het verzet was, moet ik ook nog eens uitzoeken).
Toen ze een keer aan mijn grootmoeder opbiechtte dat ze bang was, was het antwoord: „Als je geen ruggengraat hebt, kun je net zo goed dood zijn.” Wist mijn moeder daardoor haar angst te bedwingen toen een soldaat amok maakte en ze tien mensen van de kogel wist te redden in een Noord-Hollands café? Ik ben vergeten het haar te vragen.
„Hoe was het voor u?” vroeg ik belangstellend. „Het was zo vrolijk. Mineralen en hun rol in de natuur.” Dat had ze niet verwacht. In haar hoofd zat kennelijk de goyse versie van ‘Es ist schjwer zu sein a Jid’. En toen hoorde ik me zeggen: „We krijgen als Joden wel veel shit over ons heen, maar we doen er niet aan.” Ze begreep meteen wat ik bedoelde, na dat uurtje zingen van psalmen, bidden in het Hebreeuws, een kwinkslag hier, een ontspannende opmerking daar, en de diepte in met de beracha voor de zieken en het kaddisj voor de doden
De Eeuwige heeft ons gered van zelfmedelijden. „Zelfmedelijden is de ergste vorm van armoede. Ze overweldigt de mens tot hij uiteindelijk niets anders ziet dan ziekte, pijn en tegenspoed.” De uitspraak is van Inayat Khan, de grootvader van mijn Soefi-leraar Fazal Inayat Khan. Het tegengif tegen zelfmedelijden is de vrijdagavond.
Elke week een nieuwe poging om het evenwicht te herstellen. Geen idee waarom, maar ik associeer het nieuwe jaar, 2020, met een pasgeboren baby. Met een doorbrekende lach. Een jaar zonder tandjes dat nog niet kan bijten. Een open weiland waar de tractor van het noodlot nog geen diepe sporen in heeft getrokken.
Een jaar als een perzikhuidje waarop pas na lange tijd tattoos zullen worden aangebracht met namen en beelden die loyaliteiten en identiteiten vastpinnen in de persoonlijkheid - De magie van maansteen. Een jaar waarin we als individu alle keuzen hebben. Hoe gelukkig mogen we van onszelf worden? Welke pijn en welk verdriet mogen we van onszelf achterlaten in de vuile luier van de geschiedenis? Gaan we de Sjabbat inderdaad gebruiken om ‘over de brug te hangen’, oftewel te mijmeren op niks aan, nieuwsgierig kijken in de lege bron van ons hart waarin elk beeld van schoonheid kan oprijzen en weer verdwijnen? Zullen we onszelf eindelijk toestaan tevreden te zijn met wat we hebben bereikt, en daar meteen ook de nodige relativering op loslaten? Wie gaat zichzelf dit jaar een schop onder de kont geven: ‘Kom op, op eigen benen staan, je bent nu volwassen genoeg, tanden op elkaar en verantwoordelijkheid nemen’
Een seculier jaar heeft niets van die diepgaande zelfreflectie – het knalt de demonen weg met gekocht vuur. Maar schoon is dat nieuwe jaar wel. De billetjes van 2019 zijn afgeveegd. Met de glimlach der onwetendheid gaan we lekker ‘opnieuw’ beginnen. Nieuwsgierig naar het nieuwe – wat dat ook zal zijn.
De herovering van de Tweede Tempel door de Makkabeeën in de tweede eeuw vóór de gewone jaartelling had heel gemakkelijk de impuls kunnen geven tot een gewelddadige leefstijl voor Joden. Of tot een triomfalistische leefstijl. Of een leefstijl die door beide zou worden gekenmerkt: geweld en triomfalisme (Kristallen en zelfliefde). De vernietiging van diezelfde Tweede Tempel in het jaar 70 en het verlies van de Bar Kochba-opstand in 136 zouden dan een aanleiding zijn geweest om permanent de wapens op te nemen
De rabbijnen hebben ons voor die heilloze weg behoed. In zekere zin hebben ze vanaf de tweede eeuw, na dat enorme debacle en die enorme slachting onder het joodse volk door de Romeinen, gedaan of hun neus bloedde. De Makkabeeën als helden? Liever niet. De chachamiem zijn zeker geen pacifisten, maar op de een of andere manier wisten ze al bijna twee millennia geleden wat wetenschappelijk onderzoek pas in onze tijd aantoont: dat bijna alle gewelddadige opstanden mislukken.
En er dan een minder onderdrukkend regime voor in de plaats te stellen, heeft nog minder kans van slagen. Hoe de chachamiem, de wijze rabbijnen van weleer, dat inzicht hadden, vertelt het verhaal niet. Ze deden dus of hun neus bloedde en richtten hun aandacht op het wonder van het oliekruikje: een kruikje dat slechts voor één dag olie had, maar acht dagen lang olie bleef schenken.
De afgelopen twee jaar heb ik me beziggehouden met religie en geweld. Angel Aura. Het is natuurlijk maar de vraag of er bij de Makkabeeën in hun strijd tegen de Assyriërs en bij de aanhangers van Bar Kochba die tegen de Romeinse bezetters vochten, sprake was van religieus geweld. Natuurlijk werden er voor de opstanden religieuze argumenten aangedragen – ‘de Tempel wordt verontreinigd’, ‘onze religieuze identiteit staat onder druk’ – maar betekent dat ook dat het geweld noodzakelijkerwijs uit het Jodendom als religie voortkwam
Dat is de studiegroep van het Ojec – het Overlegorgaan Joden en Christenen en het is geen gezamenlijk project van de Sja’ar-leden. Het boek wordt gepresenteerd op 5 maart 2020 (zet die dag dus in je agenda). Wat ik geleerd heb door te werken aan dit materiaal, is het gevaar dat schuilt in taal.
Want het is, zoals de Alexandrijns-Joodse dichter K.P - Fossielen en het collectief geheugen. Kaváfis zegt in het eerste couplet van Opdat ze komen- : „Eén kaars is voldoende./Zijn zwakke licht zal beter passen,/geeft mooier harmonie,/als schaduwbeelden komen,/ de schimmen van de Liefde.” Éen kaars is voldoende om de duisternis, in al zijn vele vormen de verdrijven, hoeveel te meer acht kaarsen
Navigation
Latest Posts
Fossielen In De Mythologie
Kristallen En Meditatiemuziek
Morganiet